Stoltests

Patiënten met een verhoogde kans op trombose worden behandeld met anti-stollingsmiddelen (bloedverdunners).
De dosering luistert nauw: te veel verhoogt de kans op ernstige bloedingen, te weinig leidt tot bloedstolsels.
De stollingtijd kan men controleren
met een bloedstollingtest: een PT-test (protrombinetijd) en/of APTT-test (geactivateerde partiële tromboplas-tinetijd). De dosis bloedverdunners kan vervolgens worden afgestemd.

Test en testmateriaal

Om de stollingstijd te meten wordt bloed afgenomen waaraan men hulpstoffen toevoegt om de stolling in gang zetten. Er bestaat ook een PT-zelftest om de stollingstijd te meten.

Testuitslag

Bij een verlengde stollingstijd verloopt de stolling te langzaam en is er een verhoogde kans op bloedingen. Bij gebruik van antistollingsmiddelen moet de dosering worden verlaagd. Ook een tekort aan één van de stollingsfactoren of een vitamine K -tekort kan de oorzaak zijn.
Is de stollingstijd verkort dan stolt het bloed te snel en is er verhoogde kans op trombose. Bij gebruik van antistollingsmiddelen moet de dosering worden verhoogd.