Rhesus-D controle

Vrouwen met een rhesus-D-negatieve bloedgroep die zwanger zijn van een rhesus-D-positieve baby kunnen ongewild bloedarmoede bij hun (ongeboren) kind veroorzaken.
Als het bloed van de moeder antistoffen tegen rhesus-D-positieve bloedcellen bevat (bijvoorbeeld door een bloedtransfusie), kunnen die via de placenta in de bloedcirculatie van de baby terechtkomen en daar de rode bloedcellen afbreken.
Een test moet aantonen of een zwangere vrouw die zelf rhesus-D-negatieve bloedcellen heeft, eventueel antistoffen heeft tegen rhesus-D-positieve bloedcellen.

Test en testmateriaal

Antistoffen tegen rhesus-positieve bloedcellen worden in bloed gemeten met een afweerstoffentest.

Testuitslag

Heeft de moeder antistoffen tegen het bloed van haar ongeboren baby, dan wordt het kind geholpen met een bloedtransfusie om bloedarmoede tegen te gaan. Om problemen bij een volgende zwangerschap te voorkomen krijgt de moeder na de bevalling rhesus-D-antistoffen toegediend. Dit voorkomt dat haar afweersysteem die antistoffen zélf gaat aanmaken en een ‘geheugen’ opbouwt voor rhesus-D-positieve bloedcellen.